In onze grensstreek werd van oudsher naast het Limburgs veel Duits en Frans gesproken. Historicus Antoine Jacobs onderzocht het gebruik van die twee talen in de 19e en 20e eeuw. Het Frans was de taal van de maatschappelijke bovenlaag, de adel en de gegoede burgerij. De priesters die toentertijd in Rolduc werden opgeleid, werden heel lang verplicht Frans te spreken. Dat gold ook voor de Montfortanen in Schimmert waar tot 1910 alle lessen en ook de conversatie tussen de leerlingen in het Frans was. Ook in Maastricht werd veel Frans gesproken. Tussen 1830 en 1892 waren er twaalf Franstalige dagbladen, vaak wel in een kleine oplage maar tot 1860 was die groter dan de Nederlandstalige kranten.  Het dialect van Maastricht kent nu nog veel Franse woorden.

Het Duits was de taal van de kerk. Tijdens de missen werden Duitse kerk- en gebedenboeken gebruikt. Bidprentjes en grafopschriften waren vaak in het Duits en op wegkruisen stonden regelmatig Duitse teksten. De bekende Amsterdamse geoloog Eli Heimans, bekend van de gelijknamige groeve in de buurt van Epen, viel het in 1903 op dat de pastoor Duits sprak. In Epen bleef dat zo tot omstreeks 1920.

Het Duits als kerktaal heeft zich lang kunnen handhaven met name in het oostelijk deel van Zuid-Limburg. Vanaf 1900 werd het steeds minder gebruikt. Dat kwam door verschillende economische en politieke ontwikkelingen. De snelgroeiende mijnbouw in de regio Heerlen trok meer mensen aan die geen Limburgs of Duits, maar Nederlands spraken. De Eerste Wereldoorlog, de machtsovername van de nazi’s in 1933 en de Duitse invasie van mei 1940 maakten definitief een einde aan het Duits als kerktaal. Voor zover bekend het laatst in Vijlen waar pas in mei 1940 gestopt werd met het preken in het Duits.  Toen besloot de pastoor als protest tegen de Duitse bezetting, naar het Nederlands over te stappen.

Deel dit bericht

Pierre Hupperts

Auteur ‘Het dorp en mijn familie. Gulpen en de familie Hupperts 1810-2010’ en ‘Recht en Onrecht, Na de tweede wereldoorlog zuid-Limburg/Gulpen-Wittem’.