In 1963 vierde de boerenleenbank in Mechelen haar zestig jarig bestaan met een feestavond en een receptie om de jubilarissen in het zonnetje te zetten. Zes boeren waren namelijk al 40 jaar lid van de coöperatieve bank. Rond 1900 ontstonden in het Heuvelland in meerdere dorpen een verenigingen of coöperaties voor kredietverlening. In 1903 waren er al 34 actief in heel Limburg. In Eys en Wijlre al vanaf 1901. Binnen een paar jaar volgden Reijmerstok en Epen, en Gulpen pas in 1949. Meestal waren het de plaatselijke pastoor of kapelaan die samen met het hoofd van de school, de burgemeester en enkele leden van de sterke katholieke boerenbonden het initiatief namen. Tot het midden van de vorige eeuw had elke bank maar een part-time werknemer: de kassier. Het was een nevenfunctie die in de beginjaren niet meer dan een vier uur per week in beslag nam. Vaak vervulde het hoofd van de school deze rol en gebruikte hij zijn woning of een schoollokaal als kantoor. Het was zeer gebruikelijk dat de kassier in Zuid-Limburg op zondag na de mis gedurende één of twee uur en ook nog een keer door de week één of twee avonden zitting hield.
De boerenleenbank van Mechelen, die tevens Nijswiller en Wahlwiller omvatte, had als eerste kassier W. Beuken, hoofd van de school in Mechelen die deze functie 35 jaar lang vervulde, met bureau in zijn woonhuis. De eerste directeur was kapelaan Vischkens die samen met een aantal boeren uit Schweiberg, Mechelen en Hilleshagen het initiatief tot de oprichting had genomen. De bank begon met 50 leden en dat aantal groeide tot 346 in 1963. Het spaargeld nam in die periode ook flink toe: van f 13.600 in 1925 naar f 3,3 miljoen in 1962. De bank gaf leningen of werkkapitaal voor de uitbreiding van het boerenbedrijf, de aankoop van een boomgaard, de aanleg van een boomkwekerij, de aanschaf van een fokmerrie, een trekpaard of een koe. Een belangrijke succesfactor van de bank was dat zij de situatie in de dorpen waarin zij actief was goed kende. De mensen die beslisten over de kredieten kenden de aanvragers van leningen persoonlijk en konden dus goed inschatten wat hun kredietwaardigheid was. In die tijd stond de bank nog ten dienste van de mens.